Paul Decoutere, aka Couter, uit Zeebrugge, is de C van TC Matic. Hij was een grote bluesfan die in het Oostende en Blankenberge van de seventies rondhing. Zijn held heette Jean Philipov, een ingeweken Russische gitarist. Couter speelde met Arno in de bands Freckle Face (1972-1975) en Tjens Couter (1975-1980), waarna Arno TC Matic oprichtte en Couter solo ging. In Oostende, daar gebeurde het in de jaren zeventig. Amerikaanse muziek werd er gretig opgepikt en rockers vonden er de weg naar legendarische cafés. En toen kwamen Arno Hintjens en Paul Couter elkaar tegen en schudde Tjens Couter het Belgische rockwereldje stevig dooreen. In Oostende, in de late sixties wellicht de rauwste uitgaansbuurt van het land met veel Amerikaanse soldaten. Oostende had in die tijd een van de betere scenes van het land. 'In de Langestraat alleen al waren vier cinema's', zegt Arno. In de Van Iseghemlaan zaten de madammen naast elkaar in de vitrines. Er was hier een gay quarter. Ze zeggen dat in de late sixties een seksuele revolutie doorbrak, maar die was in Oostende helemaal niet nodig. In The Groove zaten de madammen gewoon in monokini, dat was toen de mode.'

Er waren cafés en clubs, er waren bands, persoonlijkheden en de mensen konden er de BBC en ITV ontvangen. Wie aan de kust opgroeide, woonde met één been in Engeland. Een rockband oprichten was dus geen zot idee, het zat in de lucht, zeker omdat rockers er ook rondliepen. Zo groeide Paul 'Couter' op: de jukebox van zijn vaders café zat vol met platen die muzikanten uit de VS meebrachten. Deep Purple, de Pretty Things, Rory Gallagher... En sommigen daarvan werden door toedoen van zijn zuster tijdelijk deel van het huisraad.

Het zaad werd toevallig en organisch geplant, in de schoot van een andere band. Freckle Face was een Oostendse groep van Paul Vandecasteele, die in maart 1971 als progrockband was begonnen maar al na vier maanden aan een nieuwe bezetting toe was. Arno: 'Ze vroegen me om vast bij hen mondharmonica te komen spelen. Ik kende nog een goeie gitarist uit Zeebrugge, Paul Decoutere, en zo is die erbij gekomen.'

In die concerten zat telkens een akoestisch intermezzo waar de bassist en de drummer het podium lieten aan de gitarist en de harmonicaspeler voor de song 'Trouble in mind'.

Arno: 'Ik gaf die tekst aan Paul, maar die zei me dat ik hem zelf moest zingen.'

Paul: 'Ik weet het, iedereen vond dat dat niet kon, omdat Arno volgens de meesten niet kon zingen. Hij stotterde ook nog. Maar hij was écht. En ik had liever een échte zanger dan een mooie zanger.'

Het was een kort intermezzo en volgens getuigen werd Arno er stevig voor bespot, maar het is daar dat beide muzikanten, die elkaar eerder ontmoet hadden in een winkel voor mod-kledij in Oostende, voor het eerst de zielsverwantschap voelden Wat hen verbond, was hun gemeenschappelijke smaak voor muziek en hun totaal verschillende smaak qua vrouwen.

Arno: 'We waren allebei fans van de delta blues. De andere leden van Freckle Face waren meer bezig met rock en pop, maar wij luisterden naar Son House en Sonny Boy Williamson. We trokken ook meestal op met oudere gasten.'

Arno: 'We hebben eens deelgenomen aan een talentenwedstrijd in Parijs. Al die rockers hadden Marshall-versterkers en kostuums, wij kwamen daar aanzetten met een gitaar en een harmonica. Maar we wonnen die wedstrijd. De prijs was een platencontract bij Barclay. Het is niet te geloven, maar we zijn dat gewoon vergeten te gebruiken.'

Couter: 'Ik denk dat we te veel bezig waren met muziek.'

Arno: 'We hadden zelfs geen telefoon. In die tijd zijn we gaan toeren aan de Côte d'Azur, in de jeugdhuizen. We speelden daar echt van alles. Blues, cabaret, stand-upcomedy. Daar hebben we onszelf echt uitgevonden.'

Couter: 'De moraal was simpel: doén. Alles aanpakken. We hebben zelfs eens in een Franse film gespeeld.'

Arno: 'We zouden in Vorst Nationaal het voorprogramma spelen van Cockney Rebel. Wij dus met de trein naar Brussel, met de tram naar Vorst, en daar stond een bodyguard die ons niet binnen wilde laten. Hij geloofde niet dat we muzikanten waren. Uiteindelijk zijn ze ons komen zoeken op de terrassen. In de kleedkamer: één sixpack bier en twee sandwiches met kaas. Dan moest je de loge van Cockney Rebel zien, pure decadentie. Die gasten hebben zolang gesoundcheckt tot de deuren opengingen. Onze soundcheck was dus meteen ons concert.'

Of de heren van Tjens Couter hippies waren?

Couter: 'Zeker niet. En we waren ook geen anarchisten. We trokken ons gewoon nergens iets van aan. Het is niet eens een keuze: als er je iets in de schoot gegooid wordt, moet je er iets mee doen. In Vorst speelden we onze eerste single, "Saturday Night queen", dat was een tango. Velen moesten daar niet van weten. Maar dat was zoals wij het wilden.'

En de vrouwen dan?

Couter: 'We hebben nooit dezelfde smaak in vrouwen gehad.'

Arno: 'Voilà. We hebben nooit elkaars lief afgepakt. Maar we zijn allebei ontmaagd door een Engelse. En onze vriendinnen, onder wie veel Engelse en Jamaicaanse stripteaseuses, hadden ons graag omdat we anders waren. Ze hadden heimwee, stortten hun hart uit en wij maakten daar een liedje over. " Saturday Night queen", dat is eigenlijk sociale muziek.'

En die Paul Couter komt dus naar onze Cultuurfabriek in Sijsele, aangevuld met zijn "Heymen" en twee cracks van de bekende bluesband Hideaway staan klaar in de coulissen om eventjes enkele noten mee te kunnen spelen.